Tips differentiatie
In de meeste lessen moeten de leerlingen oefeningen maken. Hierbij werken we bijna allemaal met werkboeken en deze zijn meestal voor alle leerlingen gelijk. Eigenlijk is het gek dat we alle leerlingen dezelfde oefeningen laten maken, want ze hebben nood aan iets anders. Vaak zijn de sterke leerlingen zo snel klaar en mogen ze iets ander doen, dit is vaak iets leuk. Dit doen ze tot de zwakke leerlingen klaar zijn en dan kan je door naar je volgende les. Zo krijgen de zwakke leerlingen geen kans om leuke dingen te doen en dit kan motiverend zijn.
|
Zet je leerlingen in binnen het differentiëren. Je plaatst een sterke leerling en een zwakke leerling bij elkaar. Zij kunnen samen aan een oefening werken en je laat ze van elkaar leren. De zwakke leerling wordt geholpen door de sterke leerling. De sterke leerling leert iets goed uit te leggen, dit is ook leerrijk. Hier spreken we van heterogene groepen, dit is interne differentiatie. |
Een vorm van differentiatie die je zeker moet kennen, is het CSA-principe. Deze staat voor: concreet, schematisch en abstract. Hieronder leg ik het even kort uit:
1. concreet: je maakt gebruik van materiaal, 2. schematisch: je maakt gebruik van foto's van materiaal, kruisjes,... , 3. abstract: een oefening zonder ondersteuning, dit is de denkfase. Je doorloopt dit altijd bij het aanbrengen van iets nieuw, maar je kan dit ook gebruiken als differentiatie. Je laat de sterke leerlingen werken op abstract niveau en zwakke leerlingen op concreet of schematisch niveau. |
Voor je kan differentiëren, moet je weten aan wat je leerlingen nood hebben. Het is dus belangrijk de leerlingen goed te observeren tijdens je lessen, hun werkboeken goed na te kijken en aandachtig hun toetsen te verbeteren. Alles wat je opvalt, noteer je in een schriftje bij deze leerling (of ergens anders, het kan zijn dat hier afspraken zijn op scholen). Kijk af en toe eens hoe een leerling geëvolueerd is en hoe je de differentiatie dan moet aanpassen. Een zwakke leerling kan namelijk enorme sprongen maken dankzij je differentiatiemateriaal. Je moet deze leerling dan ook de kans geven om de oefeningen te maken zoals je de andere leerlingen laat doen. Het kan ook zijn dat een sterke leerling op een vlak minder sterk is, laat deze leerling dan voldoende oefenen op de minimumdoelen. Je moet die leerling dan geen verrijkingsoefeningen aanbieden.
|
Als leraar sta je er niet alleen voor. Je hebt collega's die veel ervaring hebben, een interessante opleiding achter de rug hebben, andere talenten hebben dan jou,... Spreek elkaar aan en wissel ideeën en tips uit. Je kan veel van elkaar leren. Je kan binnen je school ook een database maken met daarin al het differentiatiematerialen, zo krijg je een mooi overzicht van de mogelijkheden.
|